(Fr.: posemètre; Du.: Belichtungsmesser; Eng.: exposure meter), een instrument waarmee men de juiste combinatie belichtingstijd-diafragmawaarde (of meer algemeen: de belichting) kan bepalen, die bij lichtgevoelig materiaal (met een bepaalde lichtgevoeligheid) een goed belichte opname zal geven. Men kan het door het onderwerp teruggekaatste licht meten (objectmeting), dan wel het op het onderwerp vallende licht (opvallend-lichtmeetmethode); de meeste elektrische belichtingsmeters zijn voor beide methoden ingericht. Het algemene principe is het volgende: het op de lichtgevoelige cel vallende licht resulteert in een wijzeruitslag van een meter, de wijzeruitslag wordt afgelezen en overgebracht op een rekenschijf waarop men dan direct de belichtingstijd-diafragmacombinatie afleest. Ook bestaan systemen (volgwijzersystemen), waarbij een tweede wijzer door draaiing aan de rekenschijf in register met de meternaald gebracht wordt.
Optische belichtingsmeter, visuele belichtingsmeter, berustend op de eigenschap van het gemiddelde menselijke oog helderheidscontrasten pas te kunnen waarnemen bij een bepaalde minimumverlichtingssterkte. Men onderscheidt:
1. meters met een ronde of strookvormige grijswig die voor de kijkopening bewogen wordt; men meet de schaduwpartijen; het punt van de wig waarbij de details juist niet meer zichtbaar zijn, vormt de grondslag van de bepaling; en
2. meters met een schaal of veld, waarop een aantal letters of cijfers is aangebracht, waarvan het contrast met de ondergrond volgens een bepaalde reeks afneemt. Men
meet de totale lichthoeveelheid, die het object op de meter reflecteert.
Metingen met deze meters zijn subjectief. Ook vergelijkingsbelichtingsmeters (fotometers) behoren in feite tot de optische belichtingsmeters.
Foto-elektrische belichtingsmeter, instrument voor het bepalen van de belichtingstijd, waarin gebruik gemaakt wordt van een foto-elektrische cel. Bij de foto-elektrische systemen die voor de lichtmeting in de fotografie gebruikt worden, kunnen de volgende principes toegepast worden:
uitwendig foto-elektrisch effect waarbij het foton aan een elektron voldoende energie geeft om uit het materiaal (kathode) geëmitteerd te worden, waarna het door een anode opgevangen wordt; er is een hulpspanningsbron nodig om het vereiste potentiaalverschil tussen kathode en anode aan te leggen (bijv. fotobuizen);
inwendig foto-elektrisch effect waarbij het foton aan een elektron voldoende energie geeft om van het bijbehorend atoom los te komen, maar niet om buiten het materiaal te treden (bijv.: fotospanningscellen, fotogeleidingscellen (ook wel cadmiumsulfide- ofwel CdS-meters genoemd) en fotogevoelige pn-dioden). Men maakt derhalve het volgende onderscheid.
1. Belichtingsmeters met een vacuümfotobuis, een met gas gevulde fotobuis of met een fotomultiplicatorbuis. Deze meters zijn uiterst gevoelig en reageren zeer snel. Doordat ze uitgevoerd zijn met gestabiliseerde hoogspanningsvoedingen en versterkers, zijn zij relatief groot van afmeting en worden zij vrijwel uitsluitend nog in laboratoria en voor wetenschappelijke experimenten gebruikt. In de microscopie worden zij gaandeweg vervangen door de CdS-meters en in de toekomst vermoedelijk door lichtmeters met een siliciumcel.
2. Belichtingsmeters met een fotospanningscel die in beginsel uit een zgn. seleensperlaagcel en een zeer gevoelige microampèremeter bestaan (met een seleensperlaagcel jarenlang de meest toegepaste meters in de fotografie). Het principe is: op een ijzeren of koperen plaatje is een laagje seleen aangebracht, dat weer afgedekt wordt met een transparant laagje goud. Valt licht door het goud op het seleen dan ontstaat een spanningsverschil tussen het goud en het basismateriaal. Met een microampèremeter over de cel meet men nu een stroom die een maat is voor de intensiteit van het licht dat op de cel valt. Het afgegeven vermogen dat evenredig is met de oppervlakte van de cel, is gering, zodat bij een vrij grote oppervlakte toch draaispoelmeters gebruikt moeten worden met een bereik van 50...100 μA; deze meter leent zich dan ook slecht voor metingen door de lens.
De relatieve spectrale kleurgevoeligheid van de seleenmeter is zeer gunstig; zij leent zich dan ook bij uitstek voor kleurtemperatuurmeting en is daarvoor nog steeds niet verdrongen door de CdS-typen.
In het algemeen zijn de sterke punten van de seleenmeter: gevoelig bij veel licht; reageert snel; geen batterijen nodig; goede kleurgevoeligheid.
3. Belichtingsmeters met een fotogeleidingscel, meestal naar de in deze cel meest toegepaste chemische verbinding cadmiumsulfide- of CdS-meters genoemd, alhoewel ook andere verbindingen zoals PbS en InSb praktisch toegepast worden. De CdS-cel is een lichtgevoelige weerstand. Valt er geen licht op de cel, dan is de weerstand zeer hoog (107 Ω en hoger); als er licht op valt, daalt de weerstand tot enkele tientallen ohm, bij zeer krachtige verlichting. De gevoeligheid van de CdS-cel is zeer hoog. De cel zelf is klein, met een oppervlakte van ca. 1...100 mm2 (voor niet-fotografische doeleinden ook groter). De zeer gevoelige typen kunnen slechts een kleine stroom verdragen en worden in precisie-instrumenten ingebouwd; de minder gevoelige worden in goedkopere belichtingsmeters gebruikt en voor sturing van automatische diafragma’s enz.
Aanvankelijk was het grote probleem de zeer beperkte kleurgevoeligheid met als niet te verwaarlozen bijkomstigheid een hoge gevoeligheid voor infrarode straling; de laatste jaren is daarin wel verbetering gebracht, doch de gevoeligheid haalt het nog niet bij die van de seleencel. Ook de temperatuurgevoeligheid is niet gelijk bij de verschillende typen, zodat CdS-meters zich in het algemeen niet lenen tot meten bij zeer lage of hoge temperaturen. Bij sommige duurdere typen meters is stabilisatie toegepast; de cel wordt dan in een schakeling met temperatuurafhankelijke weerstanden (NTC-weerstanden) opgenomen. Verder leent de CdS-cel zich uitstekend voor automatische sluitersturing bij elektronische sluiters, en voor meters waarin het principe van de wheatstonebrug wordt toegepast.
De CdS-cel heeft als voornaamste punt zijn hoge gevoeligheid mee. Dit heeft geleid tot lichtmeting door de lens, spotmeting, lichtmeters voor de donkere kamer, meters voor microscopie, automatische sluiters enz. Toch zijn de pluspunten van het systeem gering. Behalve in gevoeligheid en formaat legt de CdS-cel het af tegen de seleenmeter in vrijwel alle gevallen.
4. Van de belichtingsmeters met een fotogevoelige pn-diode berust de werking op het oversteken van door fotonen vrijgemaakte ladingsdragers van het p- naar het n-gebied en omgekeerd. De pn-dioden kunnen zowel met als zonder hulpspanning gebruikt worden. Wordt een hulpspanning in de keerrichting aangelegd dan vertonen deze dioden een hoge inwendige weerstand, waardoor er gemakkelijk elektronische versterking kan worden toegepast. De reactietijd van sommige typen is kleiner dan 10−6 s. Over het algemeen hebben de pn-dioden een voor de fotografie te hoge infraroodgevoeligheid. Uitgaande van silicium blijken er echter toch voor fotografische toepassingen geschikte fotocellen ontwikkeld te kunnen worden.