(Fr.: audiologie; Du.: Audiologie; Eng.: audiology), letterlijk de leer van het horen; de audiologie omvat de bestudering van fysische, psycho-fysische en fysiologische processen die betrekking hebben op het horen.
Behalve met de studie van de werking van het gehoororgaan en het hoorproces houdt de beoefenaar van deze wetenschap, de ‘audioloog’, zich bezig met de pathologische verschijnselen die optreden bij een hoorstoornis (klinische audiologie). In die zin onderzoekt hij door het verrichten van audiometrische bepalingen de kwalitatieve en kwantitatieve eigenschappen van het restgehoor van een gehoorgestoorde (zie Gehoor: gehooronderzoek). Veelal houden audiologen zich ook bezig met de bestudering van de functie van het evenwichtsorgaan (vestibulologie), dat evenals het gehoororgaan deel uitmaakt van het labyrint (zie Evenwicht: evenwichtsonderzoek).De problemen betreffende slechthorendheid in zeer ruime zin worden onderzocht in een zgn. audiologisch centrum; in een dergelijk centrum onderzoekt men de hoorfunctie van een patiënt, geeft men adviezen en verleent men audiologische zorg in diverse vormen (bijv. ten aanzien van het dragen van een hoortoestel). Hiertoe is aan het centrum een aantal medewerkers verbonden, die vanuit verschillende disciplines (audiologie, keel-, neus- en oorheelkunde, psychologie, logoakoepedie) de patiënten onderzoeken. De werkzaamheden in het audiologisch centrum stellen hoge eisen aan de onderzoekruimten, in het bijzonder ten aanzien van geluidisolatie en -absorptie. Ter evaluatie van de hoorfunctie is in het algemeen gecompliceerde elektroakoestische apparatuur noodzakelijk.