Technische encyclopedie

Winkler Prins (1975)

Gepubliceerd op 15-01-2025

ASSOCIATIE

betekenis & definitie

(Fr.: association, Du.: Assoziation; Eng.: association), in de chemie het verschijnsel dat twee of meer moleculen van dezelfde stof of van verschillende stoffen zich tot één molecule verenigen; deze samengestelde moleculen zijn weer ten dele aan dissociatie onderworpen, zodat er een beweeglijk evenwicht ontstaat. Een bekend voorbeeld van de eerste soort is dat van de damp van fluorwaterstof, die boven ca. 90 °C uit moleculen HF bestaat, welke zich naarmate de temperatuur daalt associëren tot moleculen (HF)2, (HF)3 enz., tot (HF)6 toe. Niet alleen daling van temperatuur bevordert associatie, ook verhoogde druk of concentratie doet dit. In vloeistoffen komt associatie eveneens voor (bijv. bij vloeibare fluorwaterstof).

Ook watermoleculen zijn geassocieerd: zij vormen aggregaten van wisselende samenstelling en grootte, waarin een bepaald evenwicht tussen associatie en dissociatie heerst. Door de warmtebeweging van de moleculen worden deze geordende aggregaten verstoord; bij verhoging van temperatuur verdwijnen zij tenslotte geheel. De oorzaak van deze associatie van watermoleculen (waardoor vele eigenschappen van water verklaard kunnen worden) is gelegen in het feit, dat elk watermolecule een elektrisch dipoolmoment bezit. De negatieve pool van het ene molecule hecht zich aan de positieve van een ander, zodat er tenslotte een rangschikking van een aantal moleculen ontstaat waarin elk watermolecule door vier andere (tetraëdervorm) omringd is. Naast deze elektrische krachten speelt ook de zgn. waterstofbrug een rol.

Associatie in vloeistoffen kan worden aangetoond doordat hun gedrag afwijkt van het voor de normale toestand (zonder associatie) berekende gedrag (regel van Eötvös, regel van Trouton).

Bij de hiervoor beschreven associaties ontstaan veelal verzamelingen van moleculen in een onbepaald aantal, bijv. (HF)n of (H2O)n . Men kent echter ook associaties waarbij moleculen van een bepaalde samenstelling ontstaan. Voorbeelden zijn de vorming van distikstoftetroxide uit stikstofdioxide: 2 NO2 → N2O4. Tenslotte kent men nog de intramoleculaire associatie, waarbij delen van hetzelfde molecule met elkaar in wisselwerking treden. Dit komt bijv. voor bij salicylzuur, waar de COOH-groep in associatie treedt met de OH-groep door vorming van een waterstofbrug. Een der gevolgen is, dat de afsplitsing van waterstofionen vergemakkelijkt wordt en salicylzuur dus een sterker zuur is dan wanneer geen intramoleculaire associatie zou optreden.

Associaties kunnen in vloeibare fase ook optreden tussen moleculen van verschillende stoffen. Deze spelen een belangrijke rol bij homogene katalytische reacties in vloeibaar milieu. Als voorbeeld zijn te noemen de complexen tussen aluminiumchloride (AlCl3) en een zuurchloride (R-COCl) in friedel-craftsreacties, de vele complexen tussen de aromatische koolwaterstoffen (ArH) en de halogenen (Cl2, Br2, ICl) die optreden in verschillende halogeneringsreacties, en de gemengde complexen tussen katalysatoren en oplosmiddelen in vele andere omzettingen uit de organische chemie. In vele gevallen oefenen deze complexen een gunstige invloed uit op de reactiesnelheid, in sommige andere gevallen inhiberen ze de omzetting.

In de astronomie verstaat men onder associatie een groep sterren met gemeenschappelijke spectraalkenmerken.

In de mineralogie spreekt men van associatie indien verschillende soorten mineralen vaak in elkaars gezelschap in de natuur voorkomen.

< >