(Fr.: eau artésienne; Du.: artesisches Wasser; Eng.: artesic water), uit de grond opwellend water vanuit een sedimentair bekken (artesisch bekken) waarin zich ten gevolge van daartoe gunstige structurele en topografische omstandigheden één of meer watervoerende lagen, afgedekt door niet of slecht doorlatende lagen, bevinden.
De watervoerende lagen worden aan de rand van het bekken, waar de deklagen ontbreken, gevoed door infiltrerende neerslag. In het centrale deel staat het water onder druk, doordat het verhinderd wordt op te stijgen tot het niveau van de echte grondwaterspiegel (spanningswater of gespannen grondwater). Als dwars door de ondoorlatende deklagen een put wordt geslagen of een natuurlijke opening ontstaat, stijgt het water op tot het piëzometrisch niveau. Ligt dat onder het maaiveld, dan treedt geen vrije uitstroming op; ligt het boven het maaiveld, dan spuit water op in een natuurlijke artesische bron of via een boring. De druk van artesisch water meet men gewoonlijk op het niveau van het maaiveld, waarbij men het water verhindert vrij uit te stromen.Wanneer aan artesische lagen grotere hoeveelheden grondwater worden onttrokken dan door de infiltrerende neerslag kan worden aangevuld, daalt de artesische druk; bronnen en putten vallen droog en men moet overgaan tot oppompen in de hoop dat de reserves op tijd zullen worden aangevuld.
Andere situaties waarin men artesisch water kan aantreffen, komen voor in gebieden met permafrost: de bevroren grond fungeert dan als ondoorlatende deklaag. Uitwiggende grovere lagen in natte puinkegels, opgebouwd door in grote dalen of depressie uitmondende bergriviertjes, kunnen eveneens artesisch water bevatten.