(Fr.: apprêtage; Du.: Appretur; Eng.: finish), in de textielindustrie het afwerken van ongereinigd ruwdoek om uiterlijk en eigenschappen daarvan te verbeteren.
Tot de voorbehandeling, de voorappretuur, rekent men bij katoendoek het afkoken (verwijderen van de katoenwas met alkali), wassen en merceriseren (zwellingbehandeling met loog). Bij woldoek behoort hiertoe: noppen en stoppen (herstellen van weeffouten), ontvetten, resp. wassen, carboniseren (door een zuurbehandeling verwijderen van plantaardige vezels en resten) en vollen (doen vervilten). Na bleken en/of verven, en/of drukken, kunnen nog andere appretuurbehandelingen volgen. Bij katoendoek zijn dit: kreukherstellend maken met harsen of reactanten, vlamwerend of waterafstotend maken, soms opruwen (flanel, peau-de-pêche). Bij woldoek: soms vollen, ruwen, eventueel friseren of ratineren (ruwdek krullen of figureren), borstelen, scheren (voor een glad doekuiterlijk), motwerend maken, persen en decatiseren (persglans fixeren).