Synoniemen zoeken
Geen resultaten voor composiet

Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
composiet
composiet - tweezaadlobbige plant van de familie Compositae. Synoniem: samengesteldbloemige plant. Van de soort Lapsana communis is de akkerkool of akkermoes, van het geslacht Inula de alant, van de tribus Carduae de distel (zie aldaar), van het geslacht Artemisia de alsem (zie aldaar), van de soort Cichorium endivia de andijvie en van de soort Cichorium intybus de cichorei, wilde cichorei of cikorei, die men om de wortels teelt. Witlof, Brussels lof, lof of, in België, witloof is een plant van de soort Cichorium intibus, en wordt om de spruiten gekweekt. Het geslacht Aster heet ook in het Nederlands aster. Hieronder vallen de zeeaster of zulte (soort Aster tripolium) en de herfstaster (soorten Aster novae angliae, Aster amellus en Aster versicolor). Wormkruid behoort tot het geslacht Tanacetum; boerenwormkruid is wormkruid van de soort Tanacetum vulgare. Morgenster of boksbaard behoort tot het geslacht Tragopogon); de gele morgenster is van de soort Tragopogon pratensis, subspecies pratensis. Bitterkruid is van het geslacht Picris, de droogbloem van het geslacht Cnaphalium, het duizendblad van het geslacht Achillea, de kamille van het geslacht Matricaria of het geslacht Anthemis, de cineraria (een lekenterm) van het geslacht Senecio en de ganzebloem van het geslacht Chrysanthemum. Tot dit
geslacht behoren de margriet (soort Leucanthemum vulgare), de chrysant (Chrysanthemum morifolium) en het moederkruid (Tanacetum parthenium). De soort gele ganzebloem is Chrysanthemum segetum. De dahlia behoort tot de soort Dahlia pinnata (= Dahlia variabilis); een gekweekte variëteit daarvan is de cactusdahlia. De klis, het kliskruid, klissekruid of de klit behoren tot het geslacht Arctium; daaronder valt de middelste klis of gewone klit (Arctium pubens. Het valkruid, wonderkruid, luciaans kruid of de wolverlei behoort tot de soort Arnica montana, het madeliefje, meizoentje, meizoetje of de koebloem tot de soort Bellis perennis, de goudsbloem tot de soort Calendula officinalis, de korenbloem tot de soort Centaurea cyanus, het gewoon knoopkruid tot de soort Centaurea pratensis, de kardoen of kardons tot de soort Cynara cardunculus, de artisjok tot de soort Cynara scolymus, de zonnebloem tot de soort Helianthus annuus, de aardpeer, topinamboer of Jeruzalem-artisjok tot de soort Helianthus tuberosus, het havikskruid tot het geslacht Hieracium, de edelweiss tot de soort Leontopodium alpinum, de schorseneer tot de soort Scorzonera hispanica, het kruiskruid tot het geslacht Senecio, de guldenroede tot de soort Solidago virgaurea, het klein hoefblad tot de soort Tussilago farfara, de immortelle tot het geslacht Helipterum en de paardebloem (in de ruime, biologische betekenis) tot het geslacht Taraxacum; onder dit laatste vallen de molsla (Taraxacum kok-saghyz) en de paardebloem in engere zin (soort Taraxacum officinale). De strobloem behoort tot het geslacht Helichrysum, de leeuwetand tot het geslacht Leontodon, de saffloer tot de soort Carthamus tinctorius, de sla tot het geslacht Lactuca), het vlooienkruid tot de soort Pulicaria vulgaris) en de zinnia tot het geslacht Zinnia.
Zie ook: dicotyl.