Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

zwamp

betekenis & definitie

1. (de, -en), moeras, d.i. een voortdurend nat gebied, voornamelijk begroeid met kruiden en/of struiken. Open water komt vrijwel alleen voor in de zoute en brakke zwampen in en vlak achter het parwabos langs de kust, waar deze zwampen waarschijnlijk ontstaan zijn door inbraken van de zee of door branden (L&Mo 10). 2. (als eerste lid van een samengesteld woord, zwamp-) betrekking hebbend niet alleen op moeras, maar ook op allerlei andere natte plaatsen.

- Etym.: Vgl. E swamp, S swampoe = id. Oudste vindpl. van 1 J.J. Mauricius 1753, cit. volgens Lichtveld & V. 165.
- Samenst. van 1 ook: struik-, gras- en kruidenzwamp-, mokomokozwamp, pallisadezwamp, pinazwamp, trompetzwamp; kustzwamp, kleizwamp-, zoetwater-, brakwater- en zoutwaterzwamp: zwiebelzwamp.

Samenst. met 2: zwampgoejave, -grietjebie, -otter, -panta, porselein, -savanne, -tamarinde-,-vis,zuurzak.

< >