Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

woudezel

betekenis & definitie

(de, -s), (veroud.) Zuidamerikaanse tapir (Tapirus terrestris). De Woudezel ( ) is een viervoetig Gedierte zich in de Bosschen ophoudende, ter groote van een kleinen Muilezel; hebbende de Beenen kort en dik, de Klaauw in tweeën verdeeld als een Koebeest, en het Hooft spits iets gelykende naar dat van een Ezel, doch korter van Ooren (Hartsinck 1770: 92; enige vindpl.).

- Etym.: Zie het cit. Syn. boskoe, bofroe, buffel.

< >