(pluisde uit, heeft uitgepluisd), in dunne reepjes of vezels trekken (vlees). Het vlees, dat we fijn hebben uitgepluisd of fijngemalen, doen we erin (Cikal 2: 46, in een recept).
- Etym.: In deze bet. in AN veroud.; nog wel ‘afpluizen’, d.i. zeer gaar vlees in kleine stukjes van het bot aftrekken.