(de),
1. siroop van de vruchten van tamarinde. Tamarindestroop. ( ) De suiker en het water tot stroop koken en deze schenken over de gedroogde tamarinde, die in een keulse pot of in een grote jnmaakfles gedaan is (S&dS 288).
2. limonade gemaakt van tamarindestroop (1) met water. Ik mis de gommakoek en de tamarindestroop van mevrouw Leefmans (Pos 1985: 100),
-Etym.: Zie stroop (1,2).