(de, stegen), steek (de, steken), smalle en/of ongeplaveide zijstraat of -weg, ook op het platteland; landweg. Waarop het gejoel zich verplaatste naar de drassige gronden aan het met onkruid overwoekerde einde van de steeg (Cairo 1976: 112).
Chauffeur, stoppen! Ai, bij die tweede steek (Doelwijt 19691:12). - Etym.: AN steeg =
1. (veroud.) landweg (nog wel in eigennamen);
2. smal straatje in stad of dorp. De uitspr. k i.p.v. g of ch komt in SN incidenteel voor bij vele woorden, zeer vaak alleen bij steeg.