Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

ring-the-bell

betekenis & definitie

(verouderend) rijtuig. Ze komen niet te voet thuis maar met ring-the-bell en dranken in hun handen (Hijlaard 110).

-Etym.: Vgl. E ‘to ring the bell’ = bellen. Het SN woord heeft bet. op het rinkelen van de bellen aan het tuig van het (de) paard(en). Het is niet duidelijk of het woord met een lidw. en in het mv. gebruikt kon worden of dat slechts de uitdr. bestond ‘met/zonder r.-t.-b.' per/zonder rijtuig. Vroeger was een trouwpartij zonder r.-t.b. een stille, saaie trouwpartij.
- Zie ook: dubbelspan.

< >