(de, -rozen),
1. boom met tuilen van witte bloemen en geelachtige, ronde tot omgekeerd peervormige vruchten, uit Indo-
nesië (Syzygium jambos, Goejavefamilie). S. jambos, de pommeroos, heeft vruchten die naar rozen geuren (WB e.a. 173).
2. de eetbare vrucht van deze boom. Etym.: Oudere vormen: pomme de roze (of rosé) o.m. bij Lammens 1822; 1982: 175, d.i. F en bet. ‘rozenappel’ (zie het cit. onder bet. 1 )\pommerose (Stahel 1944: 34), d.i. ook de naam in het E.