(de, -s),
1. niet eenduidige naam voor een aantal kleine bomen en heesters behorende tot de Fajalobifamilie; in de lit. aangetroffen voor Coussarea paniculata (een boskoffie; zie L&Me 266), Palicourea guianensis (zie L&Me 268), Isertia coccinea (zie L&Mo 47). Maprounea chionantha (zie L&Mo 47).
2. naam voor twee soorten van de Jozefstaffamilie, nl. grote pingping (= lelie (1); zie Ost. 218) en kleine pingping (= meisjesnagels; zie Ost. 218)
3. niet eenduidige naam voor een aantal grassen en snijgrassen, o.m. een soort kleine of wilde bamboe (Olyra latifolia) en Cyperus ligularis.
- Etym.: S penpen, pinpin, en zo vaak ook in (S)N teksten geschreven.