(het, -s),
1. struik met windende takken en rode of witte vlinderbloemen (Abrus precatorius, Bonenfamilie). Zie Ost. 100.
2. zwart-rood zaad van deze plant, AN weesboontje.
- Etym.: De zaden kunnen als kralen gebruikt worden, ook voor een paternoster (rozenkrans). Blijkens WNT (1931) en Van Dale beschouwt men in Ned. de eveneens zwart-rode zaden van de verwante, Oostindische, Adenanthera pavonia als dezelfde.
-Syn. van 1 kokriki (1). Zie ook kokriki (3).