(de, -s), (uitspr. E: loo’der), laadschop, een soort graafmachine.
Als hij een loader-, een bulldozer- of een draglinemotor na een dag ploeteren had gerepareerd, dan mocht hij toch op weg naar huis in zijn stamcafé, zijn kroeg, toch een paar rondjes geven? (Rappa 1980: 11). - Etym.: E.