Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

konkelen

betekenis & definitie

overg. en onoverg. (konkelde, heeft gekonkeld), (a) verraden, verklappen, (ver)klikken, (b) kwaadspreken (over), roddelen. Er is niet altijd een duidelijk onderscheid tussen a en b; zie het volgende voorbeeld: Z’ had twee kinderen, had hij gekonkeld.

Maar ’t waren opvoedbare kinderen, voor welke hij in Bo een ware p'pa zag (Cairo 1978b: 10). Duidelijk voorbeeld van b: Ze werden angstig en begonnen te raaskallen, terwijl hun vrouwen de dagen lui konkelend en verkwistend doorbrachten (Vianen 1973: 42). - Etym.: S konkroe = a en b. AN k. intrigeren, smoezen; blijkens WNT (1941) kan of kon de bet. ‘kwaadspreken’ voorkomen.

< >