tw.: uitroep van iemand die buiten staat om de aandacht te trekken van iemand binnenshuis, ook van iemand die ergens aankomt en dat de reeds aanwezige(n) wil aankondigen. Op hetzelfde moment dat Josua op het Vaillantsplein in de trein naar Kwakoegron stapte, werd er op het bordes van het huis van meneer Donkers ‘klop, klop!’ geroepen.
Mevrouw Donkers, nog in badmantel, kwam naar voren (Butner1957b: 107).-Etym.: Deuitroep bootst het kloppen op een deur na.
- Opm.: Gebruikt waar een bel of zelfs een deur ontbreekt, ook in situaties waarin men in Nederland wel hoort/hoorde ‘volk!’ of ‘vollèkl’.