(de, -en), prent waarvan men een stukje mag kleuren tegen betaling van een (kleine) bijdrage voor een bepaald doel. Eenmaal in genade toegelaten tot de viering van het Kerstfeest begon het huis-aan-huis aflopen met de kleurkaart, waarmee tegen de maximale inleg van een dubbeltje het feest consumptief mogelijk kon worden gemaakt (Jules Defares in WS 25-12-1982).
- Etym.: AN k. staalkaart van een verffabriek.