(de, -s), onderwijzer met de hoogste van de drie onderwijzersrangen (in het bezit van de hoofdakte). Ik ging weer op de schoolbank zitten, waartoe geen gelegenheid was in het buitendistrict.
Ik kreeg les van twee Hollandse hoofdonderwijzers (Waller 19). - Etym.: In AN id., echter zelden door anderen in deze bet. gebr.; daarentegen i.h.a. gebr. als syn. van ‘schoolhoofd'. Opm.: De andere twee rangen zijn onderwijzer en hulponderwijzer.