bn., (veroud., i.h.b.:) in Hollands geld (toegevoegd achter een geldbedrag). Dat maakt omtrent zes honderd twee en twintig duizend acht honderd Guldens Hollandsch (Hartsinck 1770: 721).
- Etym.: Oudste vindpl. Herlein 1718: 129) (twe dutten Hollands). Het stond tegenover Surinaams (2). Het onderscheid was/is nodig, omdat de namen van de munten en de munteenheid in de twee gebieden dezelfde zijn, maar de koers niet 1:1. Dat neemt niet weg, dat (althans vroeger) deze wijze van uitdrukken ook gebruikelijk was waar geen verwarring dreigde: twaelf pondt Engelsch, in een staatsstuk van 1669 (S&dS 33). Vanaf 1828: Nederlands. Zie ook: Nf , Sf , f .
-: zie Hollandse kanarie.