(de, -ken), (veroud.) hangmat. Zy [Indianen] slapen alle in Hamacken, die sy van Hennep spinnen ( ) (Lourens Lourensz.
Zeeuw 1627 volgens Nicolaes a Wassenaer, cit. volgens Lichtveld & V. 14). - Etym.: Ar., K hamaca (WNT 1900), vandaar Sp. hamaca, S amaka, E hammock. Oudste vindpl. cit. Ook bij Hartsinck (1770: 88), maar bij Kals (tussen 1731 en 1756, volgens Lichtveld & V. 138) en bij Teenstra (1835 II: 162) al ‘hangmat’, dat een volksetymologische vervorming is van hamak (J. de Vries 1961: 104). In 1768 de tussenvorm hangmak (zie De Beet 78).