Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

goejave

betekenis & definitie

(de, -s),

1. guave of gujave, een struik of kleine boom, ook gekweekt, met witte bloemen en gele, eetbare vruchten (Psidium guajava, Goejavefamilie).
2. vrucht van deze plant. Nooit zou ik weer als kleine jongen met mijn vader kunnen wandelen door de witte schelpstraten, die zo vriendelijk waren, nooit zou ik weer man jas en goeiaves kunnen rapen die van de overvolle bomen omlaag waren gevallen (Tj. Arkieman 9).
3. naam voor enige soorten van de Goejavefamilie anders dan 1; alleen in samenst.: bosgoejave, peregoejave, savannegoejave, watergoejave, zwampgoejave.
- Etym.: S goejaba = bet. 1 en 2. Oudste vindpl. van 1 bij Nepveu, tussen 1734 en 1797 (zie Van Lier 95). Lammens (1846; 1982: 175) en Hartsinck (1770: 55) schrijven resp. in bet. 1 en 3 gojave. Het woord komt van Tupi (een Indianentaal) ‘guayava’, Sp. ‘guayaba’ en ‘guava’ (RD 623).
- Syn. van 1 goejaveboom. Samenst. van 2 goejavejam.

< >