(de, -s), een bodembewonend kikkertje (Leptodactylus fuscus), de enige soort van de familie der fluitkikkers (Leptodactylidae) die in Suriname zo genoemd wordt. In elke tuin scharrelen 's avonds flinke, als ze kwaad zijn, bolle padden rond en zo gauw de schemering valt beginnen de fluitkikkers zacht en aanmoedigend te roepen (de Klerk 43).
- Etym.: Het fluiten van deze kikker is algemeen bekend, doordat het ‘toontje’ opvalt en het dier ook in de omgeving van menselijke bewoning algemeen is, dit alles in tegenstelling tot andere fluitende kikkers.