Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

drillen

betekenis & definitie

I.(drilde, heeft gedrild), dooreen roeren, klutsen (beslag e.d.). Ze klaagde nooit over het verleden en bleef de tijd idealiseren van de prapi en de prapistok waarmee ze uren achtereen de suiker en de eieren moest drillen voor haar beroemde cakes en Engelse bollen, gebakken in Wijsmanboter (Vianen 1972: 7).

- Etym.: Vgl. (veroud.) AN d. = o.m. (overg.) doen trillen; winden. E to drill = ronddraaien (sedert 1681, nu veroud. of dial.); vermoedelijk van N d. (Onions). S dreri.

II. (drilde, heeft gedrild), terecht wijzen, mores leren. Ik laat je voor Jan, hij zal je drillen!

- Etym.: AN d. = o.m. volgens strenge regels africhten.

< >