(de, -s),
1. (hist.) in de slaventijd een slaaf die de zieke slaven in het plantageziekenhuis verzorgde. De Dresnegers zijn vooraf als leerjongens eenige jaren bij een’ Chirurgijn geweest, welke zich bijzonder met plantagepraktijk afgeeft; de gewoonte van de eigenaars of administrateurs is, om een’ van de Creolen , die bijzonderen lust tot dressen aan de dag legt ( ), bij eenen Doctor te besteden ( ) (Kuhn 1828: 40).
2. (verouderend?) kwakzalver. In krant, 1939 (zie Schoonhoven 162).
- Etym.: Zie dressen. Oudste vindpl. van 1 1772 (zie De Beet 121).
- Zie ook: dresmama.