Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

cederhout

betekenis & definitie

(het), syn. van ceder (2): z.a. In de kleerkast van zijn moeder hingen van zijn vader een paar witte overhemden en ook nog een paar van zijn uitgaanspakken.

Ze waren door het rauwe werk landbouw, en kippenen varkensbedrijf lang niet te voorschijn gehaald en waren doortrokken van de diepe geur van cederhout (Vianen 1972: 10). Etym.: Oudste vindpl. Kappler 1854: 83.

< >