(de, -’s): Dit woord heeft in het SN een aantal bet. die alle het element in zich hebben van een ‘verkeerde beoordeling' of het gevolg daarvan, o.m.:
1. vooroordeel. Dooddoeners als: het Surinaams is geen taal, of heeft geen spraakkunst zijn drogredenen ( ). Filologen als drs. Hein Eersel en dr. Jan Voorhoeve, maar ook schrijvers als Bruma en Trefossa hebben afdoende afgerekend met deze blaka (B. Ooft 1968: 18).
2. geringschatting of geringschattende benaming. En o wat speelde zij die rol goed. Dit is niet bedoeld als een blaka. Het kind was echt een geboren toneelspeelster (Dobru 1968b: 34).
3. misrekening, vandaar ook: teleurstelling. Airis kreeg kompliment om d’r amsoi , die ze had gekookt. Zhad 'em willen verrassen ook, met echte zuurwater, ma' moest op dat punt een blaka nemen (Cairo 1979b: 30).
4. blunder (zie ook hieronder).
- Etym.: S. Vgl., vooral i.v.m. bet. 2, de andere bet. van S b. : zwart, zwart maken (ook fig.; E black, to blacken).
- Syn. van 3 (teleurstelling) zwaai.
—: een blaka slaan ww. uitdr. (sloeg, heeft geslagen),
1. (zonder direct object) een figuur slaan, een blunder maken; erin lopen. Hijslaat een blaka (Cairo 1980b: 41).
2. (met indirect object) een figuur laten slaan, enz. Elke keer weer vond hij wat anders om hem [zijn broertje] blaka’s te slaan bij zijn moeder ( ) (Dobru 1980: 28).
- Etym.: Zie blaka (4).