Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

baskopoe

betekenis & definitie

(de, -s), roodkeelwinterkoning (Grzimek IX: 250) of zangwinterkoning, een bruine bosvogel die buitengewoon mooi zingt (Cyphorhinus arada). In de kolonie staan de Organist Hegzangers bekend als Basie Koepoe, een naam afkomstig van een zekere Baas Cooper, een sedert lang overleden, maar in zijn tijd zóó beroemde klarinetspelen dat zijn naam bij het nageslacht nog voortleeft als het synoniem van musikaal talent ( ) (P&P 1910: 530).-Etym.: (a)Ziecit. (b) Bubberman (148): Baskopu, afgeleid van het woord baaskopro, de man met het koper, wijst op deze muzikale ontspanning [koperblaasmuziek] in de goudvelden . Syn.: kaptein Kofi, soldatenvogel.

< >