(de, -bomen), syn. van awara (1): z.a. Aan weerszijden was het vol-begroeid, dat er geen doorkijken mogelijk was.
Je moest heel voorzichtig lopen, want de awarrabomen zaten vol scherpe zwarte dorens, lang en dun gelijk een naald, en dicht opeen als de haren van een mannenarm (Helman 1964: 41).-Etym.: Zie awara.-Syn. ook awarapalm (Helman 1964: 85).