(het, -erven), achterste deel van een erf (1,2,4). Alsof niet jaren voorbij waren gegaan stonden dezelfde brede zusterdruiven in de achterstraat, verborgen de kaie huizen hun lange achtererven, sliep het kanaal onder rosé waterlelies en gingen de mensen gelaten hun gang (Roemer 1982: 78).
Dit is een vb. bij erf (1). De badkamer is, zoals bij alle erven met veel krotten, op het achtererf (Ferrier 1968: 125). Dit is een vb. bij erf (4). Syn.: achterop (2). Zie ook: voorerf.