(danste aan, is aangedanst; veelal in de combinatie komen aandansen, kwam a., is komen a.), aan komen lopen (vaak met de bijbetekenis van: (te) laat). Wie weet moedertje, had hij schertsend gezegd, kom ik binnenkort met een mooie schoondochter aandansen en dan heb je binnen een oogwenkettelijke kleinkinderen (Dobru 1968b: 7).
Hij scheen een mooie straathond te gaan worden (). Maar hoe zou hij gaan heten? Moeder en zusje kwamen al gauw aandansen met namen als: Bello, Bruno, Bruintje, Flappie, () enzovoorts (Rappa in Zondagskrant 50 (20); 1980).