Gepubliceerd op 30-07-2020

Rouwkoop hebben

betekenis & definitie

spijt hebben over een gesloten koop, en vervolgens ook in het algemeen voor iets berouwen (Zuidndl.). Onder rouwkoop verstond men in de 16de eeuw een som geld die men moest betalen om een gesloten koop te vernietigen, ongedaan te maken; zie Kiliaan: „rouwkoop, pretium sive muleta rescissae emptionis” en „rouwkoop gheven, rescindere emptionem certo pretio”, de gesloten koop vernietigen door het betalen van een zekere som1). De eerste bet. zal dus zijn het pactum displicentiae, het contract waarbij bepaald is hoeveel men moet betalen, ingeval men de koop wenst te vernietigen; daarna de som zelve, welke handgift of godspenning genoemd werd, en eindelijk het berouw dat men over een koop heeft. Bij wedstrijden verstaat men onder rouwgeld de som die mededingers als inleggeld moeten betalen, en die niet teruggegeven wordt als men zich terugtrekt. Fr. la folie enchère; Hd. Reukauf Reugeld; Eng. smartmoney; rue-bargain; to rue a bargain.
1)Vgl. Hugo de Groot, Inleidinge 111,4 § 27: Zoo lang de koop op d’een of d’ander wijze niet en is voltrocken, mag den een of den ander daer uitscheiden zonder eenige schade, anders dan dat den kóoper verliest het handgift zoo daer eenige is gegeven, welck hand-gift by ons oock genoemt werd een godspenning, om dat het gemeenlick niet veel meer en bedraegt als men wel ghewoon is aen den armen om godswille te gheven, maer den verkooper rou koop hebbende moet het handgift, zoo hy des ontvangen heeft, tweschat weder geven.

< >