in de finesses met iets bekend zijn, alleen in ongunstige zin: doortrapt, geraffineerd, onbeschaamd zijn. Eig. van het bedoelde doortrokken zijn zoals de wol van een kleurstof doortrokken is. In eigenlijke zin gebruikt van wol die eerst geverfd en dan tot laken bereid wordt; de kleur is dan standvastiger, het laken zal minder verschieten dan wanneer het laken bereid wordt en daarna geverfd, omdat in dit geval de kleurstof niet zo goed doortrekt. De uitdr. komt reeds voor bij Goedthals: ,,’t is al oudt vuyl, in de wulle gheverwt” (bl. 56) en Sartorius, die het als synoniem geeft van „die een houten voorhoofd heeft”; vgl. voorts Idinau, Lot van wijsheyd (1606) bl. 169: „ln de wolle gheverwet, dat seght men van sulcken. Die niet licht en veranderen van koleure: Noch licht om iet en booghen of bulcken. Maer gaen stout
met den haeren deure. Niemandt en kan hebben s’doods ure tot keure.” Volgens dit citaat is de ontwikkeling der bet.: kleurvast zijn, en daarna: niet licht van kleur verschieten, (kwaad doen) zonder te blikken of te blozen, doortrapt, geslepen zijn. Door de wol geverfd zijn is een contaminatie van in de wol geverfd zijn en doortrokken zijn van iets. Vgl. Fr. un filou consommé; un fieffé fripon; Hd. in der Wolle gefärbt sein; ein in der Wolle gefärbter Spitzbube; Eng. an ass, a fool, a scoundrel in grain (eig. dyed in (the) grain in (the) wool); to have been through the mill (vgl. Ndl. doorkneed).
Gepubliceerd op 30-07-2020
In of door de wol geverfd zijn
betekenis & definitie