vroeger ook hij loopt met den molen (of het molentje), d.w.z. hij is niet goed bij zijn verstand, hij heeft een klap van de molen beet. De bedoeling zal wel zijn dat iemands gedachten als de wieken van een molen hem in het hoofd ronddraaien, zich niet bij één punt kunnen bepalen, dus dat het hem omloopt. Vgl. de dial. uitdr. de wervel in het hoofd hebben, half krankzinnig zijn. Reeds vroeg heeft men hieraan gedacht, 1 blijkens Dboeck der Amoreusheyt (anno 1580), bl. 99, waar tot een „dwaes” gezegd wordt: „lek sie wel dat touwent (bij u) te deghe den meulen draeyt”. Kiliaan stelt molen gelijk met mallaerd, „homo phantasticus, qui variis phantasmatibus et deliriis agitatur, tanquam mola ventis”. Vgl. ook Cesare Ripa’s Iconologia, vertaald door D. P. Pers, anno 1644, waar de „sotheyt” of „malligheyt” wordt afgebeeld door „een vrouwe die slordigh gekleet is, lacchende om een Meulentjen, dat iemand in de hand heeft, daer mede de kinderkens ommeloopen, en dat door den Wind gedraeyt wort”; en waar iets verder de „Sotheyt, Geckheyt, Dwaesheyt” wordt voorgesteld door „een bedaegt Man met lange swarte kleederen, lachende, en op een Rietstock te Paerde rijdende, houdende in zijn rechterhand een Meulentjen, een vermaeck daer de kinderkens mede speelen, ’t welck hij met groote naerstigheyt in den Wind doet ommeloopen”. De voormalige sociëteit Momus te Maastricht droeg een draaiende molen in haar wapen, en de molenaars stonden oudtijds bekend als lieden die wel van een grapje hielden. Men zegt ook wel ’t zijn maar molentjes, het is maar gekheid, het zijn grillen. Eng. to have windmills in one’s head.
1) Paul, D. Wtb. 362 verklaart mutterseelen allein als „alleininbezug auf alle Menschen” (vgl. in de 17de— 18de eeuw: keine Mutterseele, geen mens).
Gepubliceerd op 30-07-2020
Hij loopt met molentjes
betekenis & definitie