Gepubliceerd op 24-06-2025

Zij is eene haneveêr.

betekenis & definitie

[Dat wil zeggen: het is een wild meisje of eene ruwe vrouw, tot twisten en vechten gereed. Zij heeft eene veer van den haan. In den tijd van maurits en frederik hendrik was er in het Staatsche leger eene ruiterbende, met haneveren op de hoeden of mutsen. Die bende bestond uit groote hachjes. Mogelijk is van deze het spreekwoord ontstaan. tuinman zegt, dat „de moeskoppende soldaaten, en vrijbuiters, ook haanenveêren genoemd wierden, omdat ze ouds tyds de mode hadden van zulke pluimen op den hoed te steken.” Dat het spreekwoord zijn’ oorsprong zou hebben van jans haneveer, die, in 1820, te Breda haren vader vermoordde, zal wel niet waar zijn, daar er, vóór zij hare booze daad bedreef, reeds haneveren waren].

< >