zijn woord, eed, belofte houden, nakomen. Het znw. gestand is afgeleid van het werkwoord gestaan, dat vroeger ook de betekenis had van blijven staan, voortduren; vandaar betekende gestand ook het voortduren, de bestendigheid van iets, in welke opvatting het nog in deze uitdrukking voortleeft, die dan eigenlijk wil zeggen: bestendigheid geven aan een gegeven woord, een belofte en derg.; er uitvoering aan geven.
Vgl. het 17de-eeuwse zijn woord staan en Lat. stare promissis, woord houden.