bankroet zijn, failliet zijn (gaan). Sinds midden 19de e. bekend.
Samenhang met de Zuidnedl. uitdr. iemand op flessen trekken is zeer waarschijnlijk. Iemand wiens zaken misgaan, die bankroet is, wordt dan vergeleken met een vat dat leeggetapt is. In het Antwerps is bekend: op de fles staan, liggen, zijn, gezegd van een opgegeven zieke. Schertsend spreekt men ook van op de flacon zijn. Vgl. Fr. aller au safran; être flambé', faire la culbute; Hd. Pleite gehen, verkrachen; Eng. to go to pot (of to the wall).