het perfect weten, kennen. De oudere vorm (reeds bij Everaert, 1523) is iets op zijn duim hebben, met de bet. het kunnen draaien zoals men wil, en vandaar: het in zijn macht hebben, er geheel meester over zijn.
Duim wordt hier, met woordspeling, tegelijk gebruikt in de zin van vingerlid en van pin waarop een deurhengsel draait1). Mnl. het draeit op minen dume, ik heb er over te beschikken; vele op sinen dume hebben, veel in de melk te brokken hebben; 17de eeuw: alles na zijnen wervel draaien. Zo kon op zijn duim in bepaalde verbindingen de bet. aannemen van geheel en al, grondig, nauwkeurig. In het Frans zegt men: savoir quelque chose au bout des doigts of sur le bout des doigts; Hd. etwas an den Fingern (of am Schnürchen) haben; Eng. to have a thing art one’s fingers’ ends.1)Vgl. De Brune, Emblemata, bl. 278:A1 haer knicken en oogh-slagen zijn zoo veel hangduymen, daer zyn deure moet op draeyen; en het 17de-eeuwse werveldraaier (Vondel, Rommelpot 617).