weggaan, uitrukken, opkramen (eig. gezegd van een koopman die zijn kraam opbreekt). Eig. betekent (de zeilen) opdoeken: ze in brede vouwen neerleggen en daarna in de onderste dier plooien stijf oprollen en met kabelgarens bijeenbinden; vandaar fig. voor: iets opheffen, afschaffen; en met verzwegen object gezegd van personen.
Sinds de 19de e. bekend.