(vaak met de toevoeging meer van de heb dan van de geef) hij is gierig, met een zinspeling op het wkw. kleven; eig. wil men dus zeggen: het geld kleeft hem aan zijn vingers, hij laat niet gauw los, hij is deun (Mnl. done, stijf, vast). Vgl.
Hd. er ist aus Anhalt, en verder op soortgelijke woordspelingen gebaseerde zegswijzen als hij gaat naar Kuilenburg voor: hij is dood, waarvoor ook gezegd wordt hij is naar Rotterdam; hij komt van Grotebroek, hij is een snoever; het is daar in Scherperije (of Hongarije), het is daar armoe troef; het zijn heren van Nergenshuizen in Geenland, d.w.z. schraalhanzen. De bestekamer werd vroeger het kasteel van Poortegaal genoemd, en hij, die gekweld werd door de kei, niet goed bij’t hoofd was, woonde op Keyenburg, in Keiendaal of op de Keyenbergse dries; een vagebond was heer van Bijsterveld; van een man die al zijn geld had zoekgebracht om een rijke, lelijke vrouw te krijgen, werd gezegd, dat hij Schoonhoven had gemist en te Leelickendam geraakt was. Was men bot van verstand, dan heette men te komen van Plompardije en niet van Scherpenisse, terwijl een iezegrim uit Grimbergen kwam. Ging het ergens schraaltjes toe, was het er niet breed, dan was men daar op Sparendam, en babbelde een vrouw wat al te veel, dan kwam zij van Snapland, Klappenburg of Roermond, en van een royaal huisgezin zegt men wel 7 is daar Vollenhove. In Vlaanderen kent men eveneens verschillende dergelijke zegswijzen. Die gierig is komt aldaar uit het land van Vrekhem, van Kleven, van Oudenaarde, van Scherpenheuvel of van Bever en is liever houder als gever; een zot komt van Zotteghem of Malleghem en een rijke erfoom wordt te Blijdegem of ook te Blijdenberg begraven; zij die bedelen, komen van Halen; als iets mislukt, is ’t van Miskom; een leugen is te Waregem gebeurd en te Leugegem verteld, enz.