Zeer rijk. Boaz (‘in hem is sterkte’) was een rijke grondbezitter uit Betlehem die zeer vriendelijk was tegen zijn arbeiders. De naam Boaz is eertijds gegeven aan een werkgeversvereniging, de Christelijke Patroonsvereniging (1891). Boaz-Banken waren coöperatieve middenstandsbanken op protestants-christelijke grondslag.
Noömi nu had een bloedverwant van haar mans kant, een zeer vermogend man uit het geslacht Elimelek, Boaz geheten (Ruth 2:1).