Aanduiding van de vijanden van Christus, ‘haar grond vindend in de bij de profeten telkens terugkeerende voorstelling van God als een brandend vuur, dat zijne vijanden als hout en stoppelen verteert en in de, bij de joden van Jezus’ tijd heerschende en van hen door de schrijvers des NT overgenomene voorstelling van, plaats der rampzaligheid als een brandend vuur’ (Zeeman).
In zijn toorn zal Hij hen verslinden, en het vuur zal hen verteren (Ps. 21:10).
En wanneer iemand niet bevonden werd geschreven te zijn in het boek des levens, werd hij geworpen in de poel des vuurs (Op. 20:15).
Vgl. Jes. 10:16, Jer. 7:31, Nah. 1:10, Zach. 12:6.