Naar zijn vermogen.
Drie maal in het jaar zal alles wat mannelijk onder u is voor het aangezicht des HEEREN uws Gods verschijnen, in de plaats, die hij verkiezen zal: op het feest der ongezuurde branden, en op het feest der weken, en op het feest der loofhutten; maar het zal niet ledig voor het aangezicht, des HEEREN verschijnen: een ieder naar de gave zijner hand, naar den zegen des HEEREN uws Gods, dien hij u gegeven heeft (SV, Deut. 16:16-17).
NV: ‘ieder naar zijn vermogen’, in de katholieke vertalingen: ‘naar vermogen’.
Vgl. SV, Ez. 46:5 en 46:11.