Slecht, laaghartig mens. Hieraan zijn de kinderen Gods en de kinderen des duivels kenbaar:
een ieder, die de rechtvaardigheid niet doet, is niet uit God, evenmin als wie zijn broeder niet liefheeft (1 Joh. 3:10).
Vgl. Hand. 13:10, waar de NV spreekt van ‘zoon des duivels’.