Heilig jaar (Hebr. jobel = ramshoren), aangekondigd door het blazen op de bazuin. Het was elk vijftigste jaar, de velden moesten onbebouwd blijven, de lijfeigenen verkregen hun vrijheid en vervreemde goederen keerden tot de oorspronkelijke eigenaars terug. De bedoeling ervan was kennelijk, aan wanorde op sociaal gebied een eind te maken en de gelijkmatige verdeling van het grondbezit onder de verschillende stammen en geslachten te bevorderen.
Gij zult het vijftigste jaar heiligen en vrijheid in het land afkondigen voor al zijn bewoners, een jubeljaar zal het voor u zijn, dan zal ieder van u tot zijn bezitting en tot zijn geslacht terugkeren. Een jubeljaar zal dit vijftigste jaar voor u zijn, dan zult gij niet zaaien, en wat dan vanzelf opkomt zult gij niet oogsten en dan zult gij de ongesnoeide wijnstok niet aflezen. Want het zal u een jubeljaar zijn, heilig zal het u zijn; van de akker zult gij eten wat hij opbrengt. In dit jubeljaar zal ieder van u zijn bezitting terugkrijgen (Lev. 25:10-13).
Vgl. Num. 36:4.
Opm.: in de r.-k. kerk heeft het woord jubeljaar een andere betekenis. Het was aanvankelijk een jaar waarin een plechtig afgekondigde volle aflaat werd verleend, namelijk het eerste jaar van een nieuwe eeuw, naderhand (sinds 1475) elk vijfentwintigste jaar.