Naijverig, jaloers. Uit de tien geboden:
Gij zult u voor die niet buigen noch hen dienen; want ik de HEERS, uw God, ben een ijverig God, die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen (SV, Ex. 20:5).
NV: naijverig.
Vgl. SV, Deut. 5:9, 6:15, Joz. 24:19 en Nah. 1:2.