Voorschrift der Mozaïsche wet. In Deut. 5:6-21 vindt men ‘de tien geboden’ (tien voornaamste voorschriften).
Dit nu is het gebod, dit zijn de inzettingen en verordeningen, die de HERE, uw God, bevolen heeft u te leren, om die na te komen in het land, waarheen gij zult trekken om het in bezit te nemen, opdat gij de HERE, uw God, vreest door al zijn inzettingen en geboden te onderhouden (Deut. 6:1-2).
Vgl. Lev. 4:13, Num. 15:40, Joz. 22:5, Ps. 19:19 en Spr. 4:4. Opm.: met het eerste gebod bedoelt men wel het eerste, belangrijkste voorschrift in enige omstandigheid. Een schertsende uitdrukking is: het elfde gebod is: laat je niet bedotten. In de volkstaal kent men nog met zin tien geboden eten, met de vingers eten (Zuidn. ook met de vijf geboden eten) en iemand de tien geboden in het gezicht zetten, iemand in het gezicht krabben.