De verrijzenis des vlezes, de wedergeboorte. Christus tot de Sadduceeën:
Wat nu de opstanding der doden betreft, hebt gij niet gelezen, wat door God tot u gesproken is, toen Hij zeide: Ik ben de God van Abraham, en de God van Isaak, en de God van Jakob? Hij is niet een God van doden, maar van levenden (Mat. 22:31-32).
Vgl. Hand. 4:2,17:32, 23:6, 26:23, 1 Kor. 15:13,15:42, Heb. 11:35 en Op. 20:6.