Gepubliceerd op 24-06-2025

bezoeking

betekenis & definitie

Ramp, onheil, straf. Afgeleid van het werkwoord bezoeken, beproeven, treffen, verhalen op. Uit de tien geboden:

...want Ik, de HERE, uw God, ben een naijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen (Ex. 20:5).

CV en WV spreken niet van ‘bezoeken aan’, maar van ‘wreken op’. Voorts:

Gekomen zijn de dagen der bezoeking, gekomen de dagen der vergelding (Hos. 9:7). De dag uwer wachters, uw bezoeking komt! (Mi. 7:4).

Vgl. o.m. Ex. 34:6-7, Num. 14:18 en Ps. 89:33.

< >